VERKLARING

VAN

CORNELIS DEN BOER,

VAN BEROEP TIMMERMAN,

WONENDE TE HAAMSTEDE








Dit is Cornelis Willem den Boer,
roepnaam Kees

Deze foto is van najaar 1945,
vlak voordat hij
met z'n broer Marinus
als oorlogsvrijwilliger
naar Indië vertrok.

Je ziet wat een jeugdige uitstraling hij heeft.

Ik dank z'n broer Marinus den Boer voor de fraaie foto.


INLEIDING

Een poosje geleden stonden mijn vrouw en ik bij een oorlogsmonument in Nyemirdum (Friesland) aan de Zandvoorderhoek. Hier werden op 6 april 1945 vijf verzetsmensen doodgeschoten. Het duurde tot 18 oktober 1946, 1,5 jaar later, voordat de plaats van hun graf gevonden werd. Zo is het vaak gegaan.

Het wonderlijke rond de geschiedenis van de Tien van Renesse is dat in de verschillende situaties ooggetuigen aanwezig waren, die het gezien en overleefd hebben. Van Christiaan Wisse en Marius de Glopper hebben we het verslag van de mislukte poging tot oversteek. Van Cornelis den Boer hebben we een verslag van de ophanging. Hij was erbij, al moest hij er met de rug naar toe staan.

Hieronder vindt u zijn ooggetuigeverslag van 1 oktober 1945, opgetekend door het hoofd van de openbare school van Renesse, de heer J.M. de Nooijer. Ik kwam het tegen in het Gemeentearchief Schouwen-Duiveland te Zierikzee.



VERKLARING VAN CORNELIS DEN BOER, VAN BEROEP TIMMERMAN, WONENDE TE HAAMSTEDE

Cornelis den Boer verklaarde mij op Maandag 1 Oktober 1945:

Op 5 December 1944 werd ik te Haamstede in arrest gesteld, omdat ik niet voor de Wehrmacht wilde werken. Ik werd ingesloten in de bunker op het slot Haamstede. 8 December werd ik eruit gehaald en vroeg een officier mij, of ik wilde werken of liever in de bunker terug ging. Ik antwoordde: liever in de bunker.

In de avond van 9 December werd ik weer uit de bunker gehaald en werd mij gevraagd, wat ik wilde: werken of ophangen. Ik antwoordde: ophangen. Ik wist toen totaal niet van de gevangenneming en veroordeling van de mannen die geprobeerd hadden naar het bevrijde deel van Zeeland te ontkomen.

In de voormiddag van Zondag, 10 December, haalde men mij uit de bunker. Luitenant Seegers (?) geleidde me naar een aantal mannen, die op een rij naast elkaar op de slotlaan stonden. Het waren er 9 en ik herkende enkelen van hen. De mannen waren kalm, maar zagen er slecht uit. Ze waren ongeschoren, hun kleren zagen er onordelijk uit. De politieman Verbeek (=Van der Beek GS) had een natte uniform aan. 't Was of men zien kon, dat ze hevige dorst hadden. Zelf had ik ook in geen vijf dagen iets te eten gehad.

Op ongeveer 2 meter van de mannen moest ik blijven staan. Ik mocht niet met hen spreken. Luitenant Seegers verwijderde zich even en kwam terug, vergezeld van een meisje van Haamstede, Maatje Fondse, die toen bij de soldaten werkte. Ze vroeg aan de luitenant wat er ging gebeuren, waarop deze zei: "Die mannen worden opgehangen." Het meisje antwoordde: "Dat is net goed, dan moeten ze maar niet proberen naar de overkant te gaan en voor de Wehrmacht willen werken."

Kort daarna kwamen er twee Armenenkarren. De mannen moesten daarin, ze waren niet geboeid. Daar er voor mij geen plaats meer was, moest ik op de tweede die niet overdekt was. In vliegende draf ging het toen over de Hoogezoom naar Renesse. We werden gebracht naar een houten huis in het laantje bij den burgemeester (de woning van de fam. Gerhard, toen ingericht als Piepark). Hier moesten we afstijgen.

De 9 mannen werden in het huis gebracht, ik moest bij de deur blijven staan. Toen ze eruit kwamen, waren hun handen achter op de rug geboeid. We werden achter elkaar op een rij geplaatst, ik ongeveer in het midden. Voorop liep Joost Jonker. Achter de rij volgden een paar soldaten met een brancard, waarop de heer Lazonder lag. Ik kon niet zien of hij bij kennis was. We moesten toen lopen naar het begin van de slotlaan. Er werd geen woord gesproken, ook niet gezongen.

Op de slotlaan was aan de Zuidzijde tussen de 3e en 4e boom een balk bevestigd, waaraan 10 stroppen hingen. Daaronder stond een bank. De 9 mannen moesten op de bank gaan staan; de brancard met den heer Lazonder werd voor de galg, op de weg, gezet, waar ik ook moest blijven staan.

De mannen waren volkomen kalm; ze huilden niet, zeiden niets en boden geen tegenweer.

Zelf dacht ik niet anders of ik zou ook opgehangen worden, omdat er 10 stroppen waren. Toch was ik, vreemd genoeg, ook niet bang. Eigenlijk weet ik zelf niet goed meer, wat ik dacht of voelde, maar ik was wel kalm, en zo zal het bij de anderen ook geweest zijn.

Toen de mannen op de bank stonden deed luitenant Seegers hun de stroppen om. Daarna kwam hij naar mij en zei, dat ik me moest omdraaien met de rug naar de galg. Zelf deed hij dat ook.

Ik hoorde toen een plof en ik was in de mening, dat een der mannen van de bank was afgevallen. Na enkele ogenblikken, op zijn allerhoogst twee minuten zei de luitenant me, dat ik me weer moest omdraaien. De mannen waren toen al dood. Ik werd vlak bij de tiende strop gebracht en de luitenant vroeg: "Zie je het?" Ik zei: "Jawel." Toen kwam er een andere officier, die een papier in zijn hand hield en tegen Seegers zei: "Hij is te jong." Ze zeiden toen tegen me dat ik voor straf naar Duitsland zou worden gezonden.

Ik moest toen naar het houten huis terug, waarheen de brancard met de heer Lazonder ook werd teruggebracht. Ik moest daar tegen den schildwacht zeggen, dat de burgers naar de slotlaan moesten komen. Daar moest ik toen ook weer mee terug. Nadat een officier daar iets van een papier had voorlezen, moest ik lopend naar Haamstede terug.

Renesse, 1 October 1945

J.M. den Nooijer







Hier links Kees den Boer in gezelschap van prins Bernhard.


UITLEIDING

"Je kunt een jongen van 15 en een half jaar toch niet ophangen?"

Aan Jan den Boer (zie hoofdstuk 4) vroeg ik of hij familie was van Cornelis (Kees) den Boer. Zijn antwoord was: achterneven. Hij vertelde er toen iets bij dat ik u niet wil onthouden. Haamstede had in de oorlog een NSB-burgemeester Jan Boot. Die heeft volgens Jan den Boer ook goede dingen gedaan. Eén van die goede daden was, dat hij tegen de Duitsers zei: "Je kunt toch een jongen van 15 en een half jaar niet ophangen." De Duitsers hebben zonder onderzoek te doen naar zijn leeftijd, dit pleidooi van Boot aanvaard. Cornelis den Boer is na de oorlog naar Canada geëmigreerd, waar hij ook gestorven is.

Piepark?

Van Jaap Schot BWzn, de schoonzoon van meester De Nooijer kwam ik een aantekening tegen over het woord "Piepark" Hij schrijft: Dit woord is een moffenafkorting voor het woord "Pionierpark", een huis waar onderdelen waren opgeslagen voor verschillende zaken. In dit geval was het dus een huis in het "laantje van de Burgemeester". De burgemeester heette Scholder, vandaar de naam Scholderlaantje. Het lag recht tegenover de slotlaan.

Avonturiers of verzetshelden?

Wat een man, die Cornelis den Boer!

Eigenlijk nog een knaap van 18 jaar.

Als de Duitse officier vraagt: Wat wil je: voor ons werken of opgehangen worden, antwoordt Cornelis: ophangen!

Ik kan me voorstellen dat hij de draagwijdte van zijn antwoord niet ten volle heeft beseft. Maar toch...

Dezer dagen bereikte mij de vraag: wat vind je eigenlijk van de Tien van Renesse: waren het avonturiers of verzetshelden?

Het bleek de vragensteller dat, hoewel de 10 in de media en officieel hoog geroemd werden, er niet bij iedereen van de bevolking hier in Renesse en Haamstede waardering voor hen was, nee zelfs afwijzing.

Ik wil op deze plaats hier graag wat over zeggen:

Hulp aan onderduikers, wat was daar voor avontuurlijks aan?
Mensen op de vlucht ergens onder dak brengen, voor voedselbonnen zorgen. En als het te gevaarlijk werd voor een nieuw onderduikadres zorgen enz.enz.

Illegale blaadjes drukken en bezorgen, wat was daar voor avontuurlijks aan?
Het lijkt onbeduidend, maar de Duitsers waren erop gebrand deze vorm van verzet de kop in te drukken. Velen kostte het hun leven.

Werken met geheime zenders, wat was daar voor avontuurlijks aan?
Als je gepeild werd en gepakt, kreeg je onvoorwaardelijk de kogel na eerst gemarteld te zijn om namen los te krijgen van medestrijders.

Bevolkingsregisters doen verdwijnen, zodat de Duitsers met lege handen stonden, wat was daar voor avontuurlijks aan?
Lazonder en Boot hebben hun verzetsdaad met de dood moeten betalen.

Dr. Westhof (lees zijn verslag) is niet bepaald te spreken over de verzetsmentaliteit van de Schouwenaars in het algemeen, enkele uitzonderingen daargelaten: inderdaad Lazonder en Boot.
Bepaalde kerkelijke richtingen predikten lijdelijkheid, buigen voor de bezetter als straf van God.

De Tien van Renesse waren uit hezelfde hout gesneden als Cornelis den Boer: onverzettelijk, veelal afkomstig uit kringen van de Anti-Revolutionaire Partij.

Het wordt eindelijk tijd om de afwijzing die volgens mijn vragensteller nog steeds bestaat tegenover de Tien van Renesse op grond van argumenten om te buigen in waardering.

Het zal toch niet waar zijn dat de mentaliteit die dr. Westhof wraakt, nog steeds sluimert onder delen van de bevolking van Schouwen en Duiveland?

Avonturiers: nee, al zat er natuurlijk een avontuurlijke kant aan het verzet.

Verzetshelden dan? Ik hou niet zo van dit soort kwalificaties. Ik ben van mening dat je zuinig moet zijn met het gebruik van het woord 'held'. Het gaat bij zuinigheid niet om het aantal keren of de plek waar je het gebruikt, maar voor wie je het reserveert. Bovendien kun je het wel degelijk hebben over heldhaftige daden of acties, zonder iemand meteen als held te typeren. Held is een etiket, waarachter je niet goed meer de nuance kunt zoeken. Hetzelfde geldt voor schurk. Daarom gebruik ik die kwalificaties liever niet. Maar als ik het verhaal van Cornelis den Boer op me laat inwerken, zeg ik wel: petje af voor deze man. Dat geldt evenzeer voor de Tien van Renesse.
Als ik moet kiezen voor avonturiers of verzetshelden, dan valt mijn keus op het laatste. Ik denk niet dat ze die kwalificatie zelf gewild hebben: ze deden eenvoudig hun plicht: God liefhebben en hun naaste als zichzelf.

Waarom die poging tot oversteek?

Mijn vragensteller kwam ook hiermee: wat was de zin van de oversteek?
Dr. Westhof heeft al een paar motieven genoemd. Ik wil er het volgende over zeggen:

1. In verband met de militaire operatie Market Garden in september 1944 kwam er een luchtvloot met gliders van Engeland naar Arnhem. Bij Schouwen gaat er iets mis met één van die gliders. Twee Britse piloten Black en Hudson en commando De Leeuw verbergen zich en worden ontdekt door de schaapherders Ringelberg. Zie hoofdstuk i versl bernard black.

2. Wat gebeurde op 3 december 1944? De Duitse leiding van Schouwen-Duiveland maakte bekend dat alle mannen tussen de 17 en 40 jaar zich moesten melden voor de Arbeitseinsatz. Ze zouden naar Duitsland worden gevoerd om te werken in de oorlogsindustrie.

3. Gevolg van dit Duitse bevel was dat de hulp aan de ondergedoken geallieerde militairen op losse schroeven kwam te staan. De helpers liepen gevaar en konden zich niet meer vrij bewegen.

4. Christiaan Wisse (zie hoofdstuk s), betrokken bij hulp aan onderduikers, doet de suggestie via de telefoonlijn van Minkema contact op te nemen met de geallieerden over de positie van de 3 glilderinzittenden. Zie hoofdstuk e. verslag minkema pzem

5. De geallieerden geven aan bereid te zijn de 3 mannen op te halen vanuit Noord-Beveland. Het zijn immers hun makkers. Bovendien vragen zij de politiemannen Wisse en Van der Beek met de piloten mee te komen naar bevrijd gebied.

6. De mogelijkheid wordt geopperd een aantal verzetsmensen mee te laten liften met de 3 militairen en de 2 politiemannen. Nu pas komen de Tien van Renesse in beeld. Het ging niet om hen maar om de 3 militairen. Nogmaals zij mochten meevaren van de geallieerden. Voor een handjevol verzetsmensen waren de geallieerden niet in actie gekomen.

Het lijkt me goed dit element scherp in beeld te brengen.



Ik leg dit nog eens uit in de volgende clip, opgenomen door Tjeerd Muller,

Waarom kwamen de geallieerden de Tien van Renesse ophalen?


Hoe het ook zij: de 17 wilden graag naar de overkant. Elk met eigen motieven. De neergeschoten Engelse piloten hadden weer andere dan Boot en Lazonder bijvoorbeeld.
Helaas is hun poging mislukt met als gevolg: het verschrikkelijke einde van de Tien van Renesse.

Laten we hen eren om hun vaderlandsliefde, waarvoor ze hun leven hebben moeten offeren.