VERSLAG VAN DOMINEE H.C.VOORNEVELD






Een foto van ds. Voorneveld uit 1946.

Het hangt in de consistorie van de Geref. Kerk te Haamstede



INLEIDING

Het onderstaande document is het verslag van ds. H.C. Voorneveld. Hij was in de oorlogsjaren gereformeerd predikant te Haamstede. God gebruikte hem om de ter dood veroordeelde verzetsstrijders in hun laatste ogenblikken bij te staan. Hij vertelt zelf hoe dat allemaal is gegaan. Details in zijn verhaal verraden dat hij het kort na het drama heeft opgeschreven.

Het is gepubliceerd in 1948, in het kerstnummer van De Zwerver. Dat was het "Weekblad der GOIWN en LO-LKP-Stichting". GOIWN betekent Gemeenschap Oud Illegale Werkers Nederland. De LO.-LKP.-Stichting staat voor Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers & Landelijke Knokploegen.
Je kunt de weekbladen De Zwerver vinden op lo-lkp.nl Na het verslag van ds. Voorneveld kun je de originelen bewonderen.

Ik kreeg dit verslag van Tonny van der Wekken-van der Bijl. Tonny gaf het me, uitgetypt, tijdens ons bezoek op 13 maart 2011. Ik had haar gevraagd om na te gaan of er nog documenten waren waarin Jan Verhoeff een rol speelde. (Zie ook het beginhoofdstuk).

Ik vind het een uitzonderlijk document, dat zoveel jaren na dato nog aangrijpt en ontroert. Je ziet hoe buitengewoon pastoraal ds.Voorneveld heeft gehandeld. Het was toch een bijna bovenmenselijke opdracht die hij moest uitvoeren. Niet alleen negen mannen geestelijke bijstand verlenen een uur voor hun dood. Maar het waren mannen die zouden sterven door ophanging. Dat maakt het nog vreselijker dan het al was.

Hij werd weggeroepen van de kansel aan het begin van de morgendienst van 10 december 1944. Hij vroeg een ouderling de dienst voort te zetten.
Het was een bijzondere verrassing dat mijn vrouw en ik bij een bezoek aan de 98-jarige Jan den Boer van hem hoorden, dat hij die ouderling was. We troffen bij Jan den Boer ook Wim Jonker aan, wiens vader moest zien hoe twee van zijn broers waren opgehangen. Verderop in dit hoofdstuk, in de Uitleiding, kunt u over onze bijzondere ontmoeting op 8 april 2011 meer lezen.

Hieronder volgt nu het letterlijke verslag van ds. Voorneveld. Ik heb het voor de leesbaarheid van kopjes voorzien.


"Het drama te Renesse 10 dec 1944


EEN VASTE BURCHT IS ONZE GOD

Altijd wanneer ik terugdenk aan die onvergetelijke Zondag, 10 December 1944 te Haamstede, komt er grote ontroering en weemoed over mij. Wat toen door mij doorleefd is, het is zó geweldig aangrijpend geweest, enerzijds door zijn onbeschrijflijke tragiek, maar anderzijds ook door zijn machtig geloofsheroïsme, dat het niet heeft nagelaten een onuitwisbare indruk op mij te maken. Dat jonge mensen, van wie verschillenden bloeiende gezinnen moesten achterlaten, op zulk een wijze afscheid van het leven hebben genomen, het is meer dan waartoe aardse kracht ooit in staat stelt. Dan kan ook niet verklaard worden uit de liefde voor een ideaal, maar dat is alleen mogelijk geweest door een sterk geloof.

En wanneer ik dan nu trachten ga om U zo sober mogelijk een beschrijving te geven van verschillende bijzonderheden uit de laatste ogenblikken van deze mannen, dan is het mijn bedoeling om vooral daarop uw aandacht te vestigen. Het mag geen sensatieverhaal worden, dat ons doet gruwen van zoveel onmenselijke wreedheid, want daarvoor is het einde van deze helden te gewijd geweest. Neen, we kunnen hun nagedachtenis niet beter eren dan door voornamelijk de kracht van hun geloof in hun heengaan te doen uitkomen.

Zondagmorgen

't Was dan Zondagmorgen 10 December 1944. Er heerste een gedrukte stemming. Wat er eigenlijk was, kon niemand vermoeden, maar dat er iets dreigde begrepen we allen. 't Was, of we een voorgevoel hadden van een naderend gevaar. Hier en daar doken geruchten op, dat enige van onze beste mannen, die een vooraanstaande plaats in de verzetsbeweging innamen, bij een vergeefse poging om in bevrijd gebied te komen, gegrepen waren, en nu door de bezetter in een bunker waren opgesloten. Het bleek, helaas, maar al te spoedig, dat de geruchten waarheid bevatten.




Het kerkgebouw van de gereformeerde kerk van Haamstede.
Het stond wat achteraf aan de Noordstraat 38.
De foto werd drie dagen voor de sloop genomen door ds. D. van Swigchem.



De kerkdienst was begonnen, en in de pastorie was mijn vrouw met de kleintjes thuisgebleven. Plotseling wordt er heftig aan de bel getrokken. Een kapelaan, tijdelijk te Haamstede geplaatst in verband met de aanwezigheid van verschillende Katholieken, die daar te werk waren gesteld, staat voor haar, geheel overstuur, en stoot het er uit: "Uw man - direkt komen!" 't Dringt nog niet tot mijn vrouw door wat dit te betekenen heeft, en rustig klinkt het dan ook: "Mijn man heeft dienst, maar na afloop kunt U op hem rekenen. Zegt U maar waar!" "O, neen," klinkt het gejaagd, "nu direct, geen tijd te verliezen!" "Maar wat is er dan, kunt U 't mij misschien zeggen?"

En dan komt het vreselijkste, dat zich denken laat: "Men heeft mij op 't Slot geroepen om 9 mannen In hun laatste ogenblikken bij te staan. Toen ik echter naar hun namen informeerde, bleek mij dadelijk, dat hier vergissing in het spel moest zijn, omdat het geen Katholieken betrof. Ik geloof, dat er mensen bij zijn, die tot de gemeente van uw man behoren, bijv. de Jonkers. Nu ben ik naar de officier gegaan om te vragen, of ik een dominee mocht roepen. Daarin werd toegestemd, mits hij direct kwam. Nu dacht ik aan uw man, maar roep hem gauw, anders is het te laat. Ze zullen met de terechtstelling nog even wachten." Geen woord werd meer tegengesproken. Een handdruk werd gewisseld. En toen klonk 't als een snik: "Ze worden opgehangen!"

Storen van de kerkdienst

Het storen van een kerkdienst, dat eerst onmogelijk leek, was nu geen bezwaar meer. Mijn vrouw ging in allerijl de kerk binnen, waar we juist de eerste psalm zongen. Ze kwam regelrecht de spreekstoel op, en hijgde: "Direct komen; op 't Slot zijn negen mannen, die terechtgesteld worden, ook Joost en Leen Jonker! Je mag nog even bij hen om voor en met hen te bidden." Wat er toen in mij omging, laat zich niet beschrijven. Maar 't was, of ik door de grond heen ging. 'k Dacht niet meer aan de gemeente, die op me wachtte, maar 'k was alleen overweldigd door dat vreeslijke, dat nu komen ging. Een ouderling werd vlug in kennis gesteld van het bericht, en ik ging naar huis om eerst mijn God om kracht te vragen voor deze zware gang en een Bijbel te halen.

Het laat zich verstaan, dat men in de kerk niet rustig meer achterbleef. Allerlei gissingen werden gemaakt. Een oud vrouwtje kon het niet langer uithouden, en moest naar de pastorie. Er zou wel wat met de dominee zijn, en dan was mevrouw zo alleen. Toen er echter één de kerk uitliep, volgden er meer. We leefden nu eenmaal in een angstige tijd, en dan gebeuren er dingen, die anders nooit zouden voorkomen. Langzamerhand begon het tot de mensen door te dringen, wat er aan de hand was. Vooral toen verschillende leden van één familie uit de kerk werden geroepen, kreeg men een angstig voorgevoel. Ze moesten om elf uur in Renesse zijn, bij de Slotlaan van het kasteel Moermond. Wat had dat nu weer te betekenen? Ach, deze mensen zouden spoedig 't allerwreedste van hun leven te zien krijgen.

Op weg naar het Slot

Intussen was ik als in een droomtoestand naar 't Slot gegaan, een afstand van hoogstens enkele minuten. De wacht was blijkbaar reeds van mijn komst verwittigd, want aanstonds mocht ik doorlopen naar de Commandant, en dat nog wel zonder geleide, iets wat anders nooit gebeuren mocht. Allerlei gedachten hielden mij bezig, terwijl ik door de Slotlaan ging. Ik kon het mij nog niet goed realiseren, dat ik nu mensen moest voorbereiden op de eeuwigheid - mensen, van wie ik verschillende zo goed kende.

Eén ervan was jarenlang één van mijn beste diakenen geweest, en de laatste tijd kwam hij vaak 's avonds bij me om te praten. 't Was, of hij toen reeds een voorgevoel had van wat nu zou gebeuren, en dikwijls had hij met de vraag gezeten: mag ik dat offer wel brengen? Later heb ik dikwijls aan onze gesprekken moeten terugdenken, want wat voorzag hij toen reeds treffend juist de na-oorlogse toestand!

Het was in mijn gedachten één warreling, die telkens weer opgelost werd in de smeking: "O God, bekwaam mij tot dit zware en verantwoordelijke werk!" Zo kwam ik bij de commandant. Hij ontving mij in zijn kamer en deelde mij de situatie mee. De namen van de slachtoffers las hij mij voor, en tegelijkertijd legde hij mij een beperking op. Ik mocht beslist niet over politiek spreken, maar mij uitsluitend bezig houden met de geestelijke belangen van deze mensen. De tijd drong, ik zou ongeveer een kwartier tot mijn beschikking krijgen, en nu moesten wc dan maar gaan.

Doch zó kon ik deze mannen niet aan hun beulen overlaten. Ik voelde het als plichtsverzaking tegenover hen, wanneer ik niet al het mogelijke gedaan had, vooral nu ik bij de hoogste instantie was, om hun vonnis gewijzigd te krijgen. Een hartstochtelijk beroep werd dan ook door mij gedaan om toch niet tot zulk een wrede maatregel over te gaan. Maar niets mocht baten, helaas! Ze hadden met vuur gespeeld, ze waren genoeg gewaarschuwd, nu moest het recht zijn loop hebben.

Een laatste poging waagde ik toen door een beroep te doen op zijn menselijkheid. Kon nu niet een mildere straf worden toegepast met het oog op hun vrouwen en kinderen? Doch ook dit hielp niet. "Befehl ist Befehl". Ik kon praten wat ik wilde, maar het kwaad was ten volle besloten. We moesten nu maar gaan, want de tijd schoot op. Zo gingen wij naar de bunker, waar ik mijn mensen zou vinden. Onderweg praatte hij nog druk over zijn familie-omstandigheden, maar ik hoorde het niet, het interesseerde mij niet. Ik was geheel vervuld van wat komen ging. Nogmaals probeerde ik om hem tot andere gedachten te brengen. Maar ik had de moeite even goed kunnen sparen. Er werd nauwelijks acht op geslagen.

Naar de bunker

Toen kwamen wij bij de bunker. Zwaar bewapende soldaten stonden op hun post, alsof hier de grootste misdadigers waren opgesloten. De sterk gegrendelde deur werd door hem opengedaan, we liepen een kleine gang door, en daarna werd de ruimte ontsloten, waarin mijn mannen zich bevonden. En wat ik toen te zien kreeg - ik zal het mijn leven lang niet meer vergeten! Daar stonden ze - als gekooide leeuwen, machteloos, volkomen in het donker, haveloos, alles even triest en somber! Waren dat nu de helden, die zoveel grootse daden verricht hadden? Ja, inderdaad! En spoedig zou het blijken, dat ze nog hetzelfde heldenhart behouden hadden. Want wat de vijand hun ook ontnomen had, en wat hun ook was aangedaan, toch stond hij machteloos tegenover hun hart, waarin de heldenmoed des geloofs was blijven leven. Ook hier zou de geweldige diepte van dat woord uit Lukas 12 waarheid blijken; "Vreest niet voor degenen, die het lichaam doden, en daarna niet meer kunnen doen."

De commandant deelde hun met enkele woorden het doel van- mijn komst mee. Dat was hun nog toegestaan! Alsof het hier een grote gunst betrof, en niet een daad, waarop zij recht hadden. Toen ging hij weg - gelukkig, nadat ik eerst nog een lamp van hem gekregen had. Zelfs geen soldaat werd bij ons achtergelaten. En zo bleef ik met hen alleen, en toch in werkelijkheid niet alleen. Want God was met ons!

Alleen met de mannen

Het eerste ogenblik drongen ze van alle kanten op mij aan. Wat zal het een verademing voor hen geweest zijn om eindelijk een bekende bij zich te hebben. tegen wie zij zich vrij konden uitspreken. Ze behoefden niet op hun woorden te letten, uit vrees, dat ze teveel zouden zeggen, maar ze konden nu waar zijn. Daarna vertrouwden ze mij allerlei waardevolle voorwerpen toe. Ringen, brieven, portemonnees en nog meer stukken van betekenis werden mij ter hand gesteld. Toen was het ogenblik gekomen, dat ik rustig met hen kon spreken om hen voor te bereiden op de eeuwigheid. Ik kan niet weergeven wat daar door ons gezegd is. Woorden van stervenden gaat men niet publiceren.

Maar wel mag geweten worden, dat er ontroerende getuigenissen gegeven zijn. Al zag men ook op tegen de wrede scheiding van het leven en degenen, die men liefhad, toch was er tegelijk het vertrouwen op God, Die in Jezus Christus vol ontferming is en Zijn kinderen in hemelse heerlijkheid opneemt. In aansluiting hieraan heb ik Ps. 23 gelezen, de psalm van het stille Godsvertrouwen, dat ons zelfs in het aangezicht van de dood niet doet vrezen. Toen heb ik met hen gebeden, een kreet tol God om bijstand nu de banden met de aarde verbroken zouden worden, een smeking om uitzicht op het Vaderhuis daar boven, en een vraag om kracht voor hen, die achtergelaten moesten worden.

Mijn taak was hiermee eigenlijk afgelopen. Maar zou ik deze mannen niet tot het laatste toe ter zijde staan? Toen dan ook door hen gevraagd werd: "Dominee, U blijft toch bij ons?", was het voor mij vanzelfsprekend, dat ik niet wegging. De tijd, die ons nog restte, werd door mij gebruikt voor het opnemen van speciale groeten en bijzondere mededelingen aan de nabestaanden. Ook daarin kwam soms op zo treffende wijze de kracht van hun geloof uit. Wanneer ik nu nog nalees wat deze mensen in hun laatste levensogenblikken heeft beziggehouden, dan kan ik mijn ontroering niet bedwingen.

Hier werd voor dit leven afscheid genomen van veel liefs, waaraan vaak op hartstochtelijke wijze uiting werd gegeven, maar toch wist men deze scheiding niet voor altijd. Daar zou een weerzien komen in heerlijkheid, een weer verenigd worden, dat nooit meer verbroken zou worden.

Een vaste burcht is onze God

Toen ik met het opschrijven van deze afscheidswoorden klaar was, verzochten ze mij om nogmaals een gedeelte uit de Bijbel met hen te lezen. Graag voldeed ik natuurlijk aan hun verzoek. En op mijn vraag, waaraan zij de voorkeur gaven, antwoordden zij: "Leest u dan Ps. 91". En zo hebben we daar samen geluisterd naar het vertroostende Woord van God:

"Die in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, die zal vernachten in de schaduw des Almachtigen. U zal geen kwaad wedervaren, want Hij zal Zijn engelen van U bevelen, dat zij U bewaren in al Uw wegen. Dewijl hij Mij zeer bemint, spreekt God, zo zal Ik hem uithelpen. In de benauwdheid zal Ik bij hem zijn. Ik zal er hem uittrekken, en Ik zal hem Mijn heil doen zien."

Daarna hebben we opnieuw met elkaar God om Zijn kracht gevraagd, en Hem gebeden om in een sterk geloof te mogen leven uit de beloften, die Hij ons gegeven had. En toen kwam het hoogtepunt. 't Was alsof hier in deze donkere bunker de aarde door de hemel werd aangeraakt. God maakte hen hoe langer hoe meer klaar voor het einde. Want hoewel de wacht al onrustig begon te worden, en de dreunende laars reeds vlakbij gehoord werd, toch stelden ze voor om tenslotte nog met elkaar te zingen. En we voelden het: daarvoor moest alles wijken! Als God zó sterk werkt, zijn er dan nog belemmeringen? Zelfs de wacht schijnt dat enigermate beseft te hebben, want hij trok zich weer terug. En toen hebben we daar, op hun eigen aanwijzing, met elkaar ons geloofsvertrouwen beleden in het machtige Lutherlied; "Een vaste burcht is onze God, een toevlucht voor de Zijnen".

Zó hebben deze mannen van het leven afscheid genomen, waarvan verschillende bloeiende gezinnen moesten achterlaten, terwijl ze heel goed wisten, dat ze aanstonds hun hoofd door de strop zouden moeten steken. Gewijde ogenblikken zijn dat geweest, waarin Gods nabijheid wel bijzonder ervaren werd. Hier heb ik duidelijk de kracht van het geloof gezien. Want dat men zó de dood tegemoet kon gaan, dat is niet uit natuurlijke oorzaken te verklaren. En evenmin kan men hier spreken van pose of grootdoenerij, want vlak voor zijn sterven veinst men niet! Hier werkte hogere kracht.

Afscheid

Ik moest nu weg. Met een handdruk heb ik afscheid van hen genomen, hun sterkte toebiddend voor de zware gang, die zij te volbrengen hadden. Dat was onze laatste groet in dit leven! Nauwelijks buiten de bunker gekomen, keek ik nog even om. En daar gingen ze reeds, de handen omhoog, de aanwijzingen van de wacht volgend. Wat een bespottelijk schouwspel leek mij dit toe! Het ging hier om mensen, die al heel dicht tot de hemelpoort waren genaderd, en die zich toch nog onderwerpen moesten aan zulke nietige, klein-aardse dingen. Wat zal dat voor hen zelf een schril contrast geweest zijn!

Overmeesterd door mijn gevoelens kwam ik weer thuis. Daar vond ik de kamer vol mensen, tot wie reeds was doorgedrongen wat er gebeuren ging. Het zwaarst was voor mij wel de ontmoeting met twee vrouwen, wier mannen ik zo juist had moeten voorbereiden op de zwaarste gang van hun leven. Ze zouden weldra weduwe zijn. Eén van hen kon nog maar niet geloven, dat dit het einde zou worden. Wat is het dan moeilijk om het rechte woord te spreken! Terwijl ik in de bunker was geweest, hadden zij getracht om nog even tot hun mannen te worden toegelaten. Maar de wacht had ze afgesnauwd. Onverrichter zake waren ze teruggekomen. Ik stelde nu voor om met hen mee te gaan. Misschien zou dit lukken. En inderdaad scheen onze poging resultaat te hebben. De wacht liet ons tenminste door.

Nauwelijks hadden we echter enkele passen gelopen, of daar kwam onder groot geraas een huifkar ons tegemoet. Ik kreeg een angstig voorgevoel. En helaas, het bleek maar al te zeer waarheid te zijn. We waren te laat! De mannen werden reeds naar Renesse vervoerd om daar hun vreeslijke einde te ondergaan. Terwijl ze ons passeerden lichtte één van hen het dekkleed even op - voelde hij, dat zijn liefste bezit op aarde hier stond? - en daar zag hij zijn vrouw! Strak keken ze elkaar aan - met een blik om nooit meer te vergeten - doch voort ging het, in razend tempo! Het leek wel, of de duivel deze beulen voort dreef! Toch hadden deze twee afscheid van elkaar genomen voor het leven.

Hoe de rest van die Zondag voorbijging, laat zich verstaan. We waren als lamgeslagen. Ik kon 's middags niet preken. Al de gebeurtenissen van die morgen waren teveel voor mij geweest. Maar toch was het telkens weer als een niet te ontnemen troost, die over ons kwam: ze zijn Boven, waar geen vijand, en geen vernedering, en geen leed hen ooit meer kan treffen. Dat was ook de troost van de nabestaanden.

Bezoek aan familieleden

Diezelfde dag liep ik nog even aan bij de twee weduwen, met wie ik 's morgens naar het Slot was gegaan. Weer een nieuwe ramp had hen getroffen! Ze moesten hun huis uit, eerst met achterlating van alles. Later werd dit gewijzigd, doordat ze alleen het allernoodzakelijkste mochten meenemen. Zo werden deze vrouwen met hun kinderen als honden de straat opgejaagd. Alsof het al niet erg genoeg was!

En toch grepen ook zij zich vast aan de wetenschap, dat hun mannen nu in heerlijkheid waren opgenomen. Geen angst kenden ze daar meer, geen onophoudelijk voortgejaagd worden, maar ze waren ingegaan in de rust, die er overblijft voor het volk van God.

Reactie van Hendrik Verhoeff, de vader van Jan

In dit verband moet ik nog één voorval vermelden. De volgende dag ging ik andere familieleden opzoeken. Ik kwam in een gezin, waarvan de vader de dag tevoren gedwongen was geworden om naar zijn enige zoon te kijken, die enkele ogenblikken geleden was opgehangen. Wat het voor hem geweest moet zijn om zó zijn jongen te zien, - geen buitenstaander, die dit ooit zal beseffen! Men moet toch wel alle menselijk gevoel verloren hebben om dat van een vader te kunnen eisen. Maar waren het nog wel mensen? Had de duivel hen niet volkomen in zijn macht gekregen?

Als een gebroken man was hij naar huis gegaan, terwijl anderen hem moesten ondersteunen. En nu zat ik vóór hem. Nog was hij als versuft van de zware slag, die hem was toegebracht. Ik moest hem en zijn gezin uitvoerig vertellen, wat zijn jongen mij had meegedeeld. En toen ik kon zeggen, dat hij mij de opdracht had gegeven: "Wilt U mijn ouders en zusters er mee in kennis stellen, dat ik al mijn zonden verzoend weet in het bloed van Jezus Christus", toen greep er iets plaats, dat een onuitwisbare indruk op mij gemaakt heeft. Deze man, nog bedolven onder zijn smart, stond op, het was of zijn figuur iets profetisch kreeg, en met krachtige stem sprak hij het uit: "Dominee, dan hebben we nog alle reden om God te danken!"

Is ook dit niet alleen mogelijk geweest door de kracht van het geloof? Geen woord van haat of wraak werd gehoord, hoewel ook zij hun huis waren uitgedreven, maar alleen een danktoon tot God, omdat Deze zijn jongen had opgenomen in de hemelse heerlijkheid. Veel heb ik hier niet meer aan toe te voegen.

Slot

Ik heb getracht een zo sober mogelijke beschrijving te geven van de gebeurtenissen rond 10 December 1944. Als U dit "In Memoriam" als een sensatieverhaal gelezen hebt, dan is de bedoeling ervan door U niet begrepen. En wat veel erger is: dan houdt U de nagedachtenis van deze helden niet hoog.

U kunt hen het beste eren door deze houding; hun geloof navolgen, dat nog steeds tot machtige, tot boven-aardse dingen in staat stelt. Immers, nooit kan 't geloof teveel verwachten. En waarom niet? Omdat het zich heeft vastgegrepen aan God, Die een vaste burcht is, een toevlucht voor de Zijnen. Dan is hun levenseinde niet tevergeefs geweest, maar ze spreken nog nadat ze gestorven zijn.

Pernis. H. C. VOORNEVELD




GEDICHT OVER DE TIEN VAN RENESSE

Na het aangrijpende verslag van ds. Voorneveld
volgt in het kerstnummer van De Zwerver
een gedicht door Kees Bauer


BALLADE VAN DE TIEN GEHANGENEN

Wie kent het lot te zijn omgeven
door water: in dit klein gebied
met vrouw en kind te moeten leven,
terwijl een vijand niets ontziet
en bunkers bouwt en harde muren;
te moeten buigen voor hun vreemde wil,
de laagste smaden te verduren,
de dag der vrijheid af te wachten, stom en stil?
Wie kent dit lot als zij op Schouwen-Duiveland,
waar meters water op de eigen erven stonden;
als zij, die vluchten wilden naar Noord-Beveland,
omdat hun harten niet berusten konden?

Wie kent de strijd, het ijdel vechten
van enkelen tegen een overmacht;
des daags verbeten zich de rug te rechten,
de twijfel en de angst in één doorwaakte nacht;
een legioen van duizenden te tarten
op een stuk grond in een verdronken land;
geen ander wapen soms te hebben, dan de harten,
die kunnen bidden, en het koel verstand?
Wie kent die strijd als zij op Schouwen-Duiveland,
waar 't water stroomde over Zeeuwse gronden;
als zij, die vluchten wilden naar Noord-Beveland,
omdat hun harten niet berusten konden?

Zij waren zeventien, een vrouw en zestien mannen,
zij stonden aan de dijk bij Zierikzee.
Het duister en de storm begunstigden hun plannen:
straks komt een boot en neemt hen allen mee.
De boot kwam niet, verwachting sloeg aan stukken -
Zo vond de Duitse grenswacht in dit donker uur
die zeventien, versomberd door 't mislukken,
en opende op hen onmiddellijk het vuur.
Toen vochten aan de dijk die mannen -
tot geen schot meer klonk en tien,
waarvan een zwaargewonde de laatste teugen dronken
van een bitter lot, omdat hun harten niet berusten konden.

Zij zijn getrapt, mishandeld en geslagen,
maar nochtans hebben zij geen woord gezegd.
Zo bleven zelfs hun laatste dagen
een stil en woordeloos gevecht.
Een Duitse krijgsraad heeft toen recht gesproken,
het vonnis luidde: doodstraf door de strop;
dat heeft hun laatste hoop gebroken. -
Men sloot hen zonder voedsel in een bunker op.
Zij zongen daar; Een vaste burcht is onze God, -
en toen zij in het zonlicht stonden
waren hun zielen sterk;
hun lichaam stierf op Duits gebod,
omdat hun harten niet berusten konden.

Prins van hun harten, die in U berustten,
maar streden tot de dood het aardse lichaam nam,
hebt Gij hun zielen weggevoerd naar verre kusten,
waar nooit een schenner der volmaakte vrijheid kwam?
Geef ons, als hun, de kracht te blijven strijden,
waar kwaad en onrecht in onszelf en anderen woelt;
leer ons het leven noch de dood te mijden,
waar soms de bitterheid van dit bestaan ons overspoelt.
Eens naamt Gij die van Schouwen-Duiveland;
wat blijft is 't lied, gezongen door hun monden,
toen zij ontsnapten naar een vrijer Land,
omdat hun harten niet berusten konden.

KEES BAUER



HIER VOLGT HET ORIGINELE NUMMER VAN DE ZWERVER VAN DECEMBER 1945


De Zwerver december 1948

Blz 36, 37 en 38




Pagina 36 van De Zwerver dec. 1948





Pagina 37 van De Zwerver dec. 1948





Pagina 37 van De Zwerver dec. 1948



DE VERGROTE FOTO'S BIJ HET ARTIKEL VAN DS. VOORNEVELD

De foto's en de titel staan verspreid in het artikel, zoals je hierboven kunt zien.




Deze foto's staan in de tekst van ds. Voorneveld




Deze stonden wat verderop in de tekst





Dit zijn de Tien van Renesse.
Ds. Voorneveld bezocht negen van hen.
De foto's in het artikel
van ds. Voorneveld kloppen niet.
Marcus Pieter Machiel van der Klooster ontbreekt
en van Adriaan Martijn Padmos ontbreekt de foto.
Cornelis Lazonder was er niet bij,
hij was zwaargewond.



UITLEIDING


BEZOEK VAN DS. VOORNEVELD AAN HENDRIK VERHOEFF

In de laatste pericoop gaat het over bezoeken van ds. Voorneveld aan de nabestaanden. Eén van hen is Hendrik Verhoeff. Die moest als vader bij de ophanging van zijn zoon aanwezig zijn. Als een gebroken man kwam hij thuis.




Een foto van Anna uit 1969,
ze was de jongste zus van Jan.



Zijn dochter Anna vertelde daarover:

"Mijn vader was van het gebeurde zo akelig geworden dat hij de weg naar huis niet meer kon vinden. Zij hebben hem thuis moeten brengen. Hij was helemaal kapot. Toen hij het vertelde viel m'n moeder flauw. Ook een zusje van me. Kort daarna kwamen de Duitsers, een stuk of zeven. Doodskoppen geloof ik, want ze hadden op hun uniform een doodskop. Ons huis zou verbrand worden. M'n vader vroeg of hij nog wat mocht meenemen, maar dat werd geweigerd. Alleen wat we aan hadden, konden we meenemen. Een paar tassen die we in de gauwigheid hadden ingepakt, moesten we achterlaten. M'n zus had twee jassen aangetrokken, één voor de winter en één voor de zomer - wat doe je op zo'n moment, maar die moesten ook uit. M'n ouders zijn door de plaatselijke dokter in huis genomen. Wij ergens anders."

En: "M'n vader is er nooit overheen gekomen. Hij ging dikwijls in Renesse kijken. Als hij thuis kwam vroegen we hem:"Waar ben je geweest?" "Even wezen fietsen naar Renesse", zei hij dan altijd. M'n moeder was niet sterk, zij kon dat niet. Maar m'n vader was er altijd mee bezig. Jan was z'n enige zoon, z'n opvolger. Hij verstond zijn vak prima, hij was goed voor de klanten... Ook op z'n ziekbed had m'n vader het er nog vaak over. "Het heeft zijn leven wel bekort", zei de dokter toen hij was overleden."

Ook toen Hendrik Verhoeff bij de dokter aan de overkant van de haven in huis was genomen, was hij bijna niet meer aanspreekbaar. Maar tijdens het bezoek van ds.Voorneveld en diens verhaal over de afscheidswoorden van Jan, stond hij op en zei hij: "Dominee, dan hebben we alle reden om God te danken!"

Om deze reden is het slot van het verslag van ds.Voorneveld ook voor onze familie bijzonder. Het laat de betekenis en de kracht van het geloof in God zien in de donkerste uren van het menselijk bestaan.

In 1948 verscheen het verhaal van ds. Voorneveld in De ZWERVER, Weekblad der GOIWN en LO-LKP-Stichting, Een vaste burcht, nr. 51, 4de jrg, 1948

Ik trof het verslag van ds. Voorneveld ook aan in een lokale krant: de ZIERIKZEESCHE NIEUWSBODE van 8 december 1994. Op deze wijze kreeg het steeds weer aandacht. Het is van buitengewoon belang. Ook voor vandaag.

Ds. Voorneveld is na Haamstede in 1946 predikant geworden in Pernis. Daar sprak hij vaak over de oorlog met zijn collega ds. Jan Slotman uit Heemse. Die vertelde me, dat ds. Voorneveld nooit met hem over zijn bezoek aan de ter dood veroordeelden heeft gesproken. Hij wist dat helemaal niet. Kennelijk had dat zijn collega zo aangegrepen, dat hij er niet meer over sprak, zo overweldigend was het verdriet verbonden aan deze gebeurtenis.


GESPREK MET JAN DEN BOER EN WIM JONKER IN HAAMSTEDE OP 8 APRIL 2011

In het verslag van ds. Voorneveld vertelt deze dat hij na de boodschap van zijn vrouw een ouderling waarschuwde. Ik ervoer het als heel bijzonder dat Ans en ik op vrijdag 8 april 2011 in Haamstede deze ouderling hebben ontmoet. We hadden het adres gekregen van een oude broeder uit de gereformeerde kerk. Het is de 98-jarige J.C. (Jan) den Boer. We maakten met hem een afspraak voor een bezoek. Toen we bij hem kwamen, was er nog een bezoeker, Wim Jonker. Hij is oom-zegger van de twee broers Jonker, die ook zijn terechtgesteld.

Het werd een bijzonder bezoek. Jan den Boer kan zich die dag nog scherp herinneren. Hij noemt het 'de zwartste dag van mijn leven'. Na de sobere mededeling van ds. Voorneveld dat hij absoluut weg moet, vraagt hij een mede-ouderling een psalm op te geven. Ondertussen gaat hij naar zijn huis (vlakbij de kerk) een preek halen. Hij leidt verder de dienst, die wel onrustig verloopt, omdat familieleden worden weggeroepen. 's Middags gaat Jan den Boer weer voor op verzoek van ds. Voorneveld.

Jan den Boer vertelt daarover:




Jan den Boer in karakteristieke vertelhouding



"Joost Jonker belde op de woensdag voor die zondag voor 8 uur op: "Jan, kan ik bij je slapen vannacht". Dus Joost heeft hier geslapen in die slaapkamer daar. Hij zei: "Als jij morgenvroeg uit bed komt, ben ik al weg". Ik wist dat hij een revolver bij zich had. Hij zei:"Als er zich vannacht wat opdoet, dan schuif ik het raam open en dan schiet ik." We hebben een heel gezellige avond gehad. Ik wist natuurlijk verder niets. Dus hij was de andere ochtend weg. Ik wist niet wat er ging gebeuren. Ik wist wel dat hij in het verzet zat.




Joost Pieter Jonker (geb. 24 aug. 1902) was de oudste van de twee broers.
Hij sliep begin december een nacht bij Jan den Boer.



En zondagsochtends: ik was ouderling en we gaan de eerste psalm zingen, toen kwam de vrouw van de dominee de kerk in gerend en die vliegt de preekstoel op. De dominee dan gaat de preekstoel af en komt even naar de ouderlingenbank toe en vertelt dat hij weggeroepen werd. Wij wisten toen niet wat er aan de hand was.
(Zie ook het Dagboek van Samuël Muller).

Ik zeg tegen de andere ouderling: "Ga jij even op de preekstoel, dan ga ik achterom en spring over een sloot, dan ga ik even een preek halen." Ik woonde drie huizen van de kerk. En toen heb ik verder die dienst gedaan. Ik heb gewoon een preek gelezen. Toendertijd kon het niet dat een kerkdienst niet door zou gaan, dus ik las een preek. Ik weet niet meer waarover. De familie van de Jonkers ging voor het eind van de dienst de kerk al uit. Die wisten nog van niets. De dienst is dus gewoon doorgegaan en 's middags is er weer gewoon kerk geweest. Ds. Voorneveld zei tegen mij: "Ik ben zo van streek, wil jij het vanmiddag weer doen?" Ik zat wel in spanning want Joost Jonker was een dag tevoren 's nachts bij mij geweest. En als dat was uitgelekt…"




Wim Jonker was toen 9 jaar



Wim Jonker was toen 9 jaar. Hij vertelt: "Mijn vader is tijdens de dienst uit de kerk gegaan. Marius z'n broer ook. Ze wisten wel, er is wat aan de hand. Ze zullen wel geweten hebben van die tocht naar de overkant. Toen is de kerk uitgegaan en van lieverlee hoorde je wat er aan de hand was. Ik heb met de vrouw van Leen Jonker bij het hek van de slotlaan gestaan, toen die bolderwagen voorbij kwam en toen ging het zeil een beetje omhoog en zag Leen zijn vrouw. Dat is eigenlijk mijn verhaal. De rest heeft zich allemaal op Renesse afgespeeld. Dat heb ik dan ook alleen van horen zeggen."

Jan den Boer vervolgt:"Ik was ouderling en ik ging 's woensdags op bezoek bij de vrouw van Joost, ze stond aan de wastobbe. Joost Jonkers vrouw was bij haar vader en moeder. Die woonden op het dorp. De oudste zoon van Joost en z'n vrouw was ondergedoken in Leiden. 's Zondags was haar man opgehangen en dinsdags kreeg ze bericht dat haar oudste zoon Cor was overleden aan buikvliesontsteking. Dat kreeg ze in één week allemaal te verwerken."

Wim Jonker:"Ik ga ieder jaar naar de herdenking. Maar hoelang dat nog zal wezen?
Die kinderen van openbare basisschool 't Staepel'of die dat beeld geadopteerd hebben, dat is geweldig. Hoe die herinnering toch verteld wordt, de indrukken van die kinderen. Ze mogen een stukje schrijven en een tekening maken. Dat wordt opgeplakt. En dan verbaas je je erover wat een indruk dat op hen heeft gemaakt. Wat er op dit ogenblik gebeurt vandaag in Libië en op andere plaatsen in de wereld, zulke erge, erge dingen, waardoor zoiets van vroeger toch voor veel mensen op een achtergrond geraakt. Er zijn veel actuele dingen waarveel meer mensen aan dood gaan, maar dit vind ik zo mooi dat die school dat elk jaar doet, dat die hoofdonderwijzer het elk jaar zo vertelt dat de kinderen die indrukken zo bijzonder op papier zetten. Dat boek wordt zo lang gelezen als dit blijft. En het gaat over alle tien. De namen worden voorgelezen. Het is indrukwekkend."



TEKENINGEN EN GEDICHTEN VAN OBS 'T STAEPEL'OF TE RENESSE

ter gelegenheid van de Dodenherdenking 2011 te Renesse





1. Hier zie je de bijdragen van groep 7/8
van de Openbare Basisschool 't Staepel'of te Renesse.






2. Hoofdonderwijzer Paul Stal hield een korte toespraak over wat we herdenken.
Daarbij gaf hij een overzicht van de gebeurtenissen in december 1944.






3. Daarna kwamen de kinderen aan bod.






4. Zij droegen gedichten voor die ze hadden gemaakt voor deze herdenking






5. Op het podium stonden grote borden met tekeningen en gedichten.
De borden met de bijdragen stonden daar naast elkaar.
Hier onder elkaar.






6. Wim Jonker had niets te veel gezegd:
Ans en ik waren erg onder de indruk
van de bijzondere bijdrage van de kinderen olv directeur Paul Stal.

Kinderen en meester geweldig bedankt.
Jullie maakten de herdenking tot iets heel bijzonders.



PSALM 23 uit de Statenvertaling

In de bunker in Haamstede las ds. Voorneveld Psalm 23 uit de Statenvertaling van 1637.
Een wonderlijk diepe troostpsalm.

Hier volgen de woorden in hun laatste levensuur hier op aarde

1. Een psalm van David. De Heere is mijn Herder, mij zal niets ontbreken.
2. Hij doet mij neerliggen in grazige weiden; Hij voert mij zachtjes aan zeer stille wateren.
3. Hij verkwikt mijn ziel; Hij leidt mij in het spoor der gerechtigheid, om Zijns Naams wil.
4. Al ging ik ook in een dal van de schaduw des doods, ik zou geen kwaad vrezen, want Gij zijt met mij; Uw stok en Uw staf, die vertroosten mij.
5. Gij richt de tafel toe voor mijn aangezicht, tegenover mijn tegenpartijders; Gij maakt mijn hoofd vet met olie, mijn beker is overvloeiende.
6. Immers zullen mij het goede en de weldadigheid volgen al de dagen mijns levens; en ik zal in het huis des Heeren blijven in lengte van dagen.


Toen er nog even tijd voor was las de dominee op verzoek ook Psalm 91.

Opschrift: Gods bescherming tegen gevaren

1 Die in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, die zal vernachten in de schaduw des Almachtigen.
2 Ik zal tot den HEERE zeggen: Mijn Toevlucht en mijn Burg! mijn God, op Welken ik vertrouw!
3 Want Hij zal u redden van den strik des vogelvangers, van de zeer verderfelijke pestilentie.
4 Hij zal u dekken met Zijn vlerken, en onder Zijn vleugelen zult gij betrouwen; Zijn waarheid is een rondas en beukelaar.
5 Gij zult niet vrezen voor den schrik des nachts, voor den pijl, die des daags vliegt;
6 Voor de pestilentie, die in de donkerheid wandelt; voor het verderf, dat op den middag verwoest.
7 Aan uw zijden zullen er duizend vallen, en tien duizend aan uw rechterhand; tot u zal het niet genaken.
8 Alleenlijk zult gij het met uw ogen aanschouwen; en gij zult de vergelding der goddelozen zien.
9 Want Gij, HEERE! zijt mijn Toevlucht! Den Allerhoogste hebt gij gesteld tot uw Vertrek;
10 U zal geen kwaad wedervaren, en geen plage zal uw tent naderen.
11 Want Hij zal Zijn engelen van u bevelen, dat zij u bewaren in al uw wegen.
12 Zij zullen u op de handen dragen, opdat gij uw voet aan geen steen stoot.
13 Op den fellen leeuw en de adder zult gij treden, gij zult den jongen leeuw en den draak vertreden.
14 Dewijl hij Mij zeer bemint, spreekt God, zo zal Ik hem uithelpen; Ik zal hem op een hoogte stellen, want hij kent Mijn Naam.
15 Hij zal Mij aanroepen, en Ik zal hem verhoren; in de benauwdheid zal Ik bij hem zijn. Ik zal er hem uittrekken, en zal hem verheerlijken.
16 Ik zal hem met langheid der dagen verzadigen, en Ik zal hem Mijn heil doen zien.


In vers 2 staat: "Mijn Toevlucht en mijn Burg! mijn God, op Welken ik vertrouw!"

Deze regel leidde hun aandacht als vanzelf naar het Lutherlied, dat ze samen zongen: "Een vaste burg is onze God."

Wat is dominee Voorneveld een middel in Gods hand geweest om te troosten en te bemoedigen!

Wat is de Here God deze mannen nabij geweest in hun laatste uur!




STRAAT VERNOEMD IN PERNIS NAAR DS. VOORNEVELD 2 JULI 2019





Feestelijke nthulling van de
Voorneveldstraat in Pernis



Op 1 mei 2019 ontving ik van een kleindochter van ds Voorneveld het volgende bericht:

Beste meneer Slings,

Het is lang geleden dat we elkaar geschreven hebben. Ik hoop dat alles goed is met u.
Ik dacht dat u het misschien leuk zou vinden om te weten dat er in Pernis een straat vernoemd zal worden naar mijn Opa, Dominee Voorneveld.
Officiële bekendmaking.
De onthulling is op 2 juli om half 5.
Met vriendelijke groet,
Carolien van der Gaag


Carolien, hartelijk dank voor je mooie bericht.

Hieronder de officiële bekendmaking. Ik weet niet hoe lang de link blijft staan.

Straatnaamgeving Voorneveldstraat
Namen van straten enz.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,
Gelezen het voorstel van de directie Gebieden, Participatie en Stadsarchief, Cluster Dienstverlening van 4 februari 2019 (str.n.cie. nummer D1902-337);
gelet op het ter zake ingekomen ambtsbericht van de Commissie van advies inzake straatnamen en gedenktekens, het advies van de gebiedscommissie Pernis ten aanzien van de punten I. en II., alsmede op de bepalingen van de Verordening op de straatnamen en de nummering van gebouwen en onbebouwde terreinen;
besluit:
I.
Te benoemen
De straat die op de bijgevoegde tekening STR_2018-04 is aangeduid met het cijfer 1:
1.
.......................................................................... Voorneveldstraat
II.
Te bepalen dat dit besluit met ingang van heden van kracht wordt.

Aldus vastgesteld namens het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam op 6 februari 2019. De wethouder Handhaving, Buitenruimte, Integratie en Samenleven,

Drs. B. Wijbenga-van Nieuwenhuizen

Toelichting:
Na overleg met de Stichting Oudheidkamer Pernis is gekozen voor de naam Voorneveldstraat. Dominee Hendrikus Cornelis Voorneveld werd geboren in 1907 in Utrecht en overleed in 1976 in Gouda. Hij was van 1946 tot 1964 predikant in Pernis en was een gereformeerde dominee. De Pernisse bevolking kende hem als een vriendelijk en goedmoedig dominee die met veel ijver en toewijding zijn ambt vervulde. Als predikant in Haamstede heeft hij op 10 december 1944 tien ter dood veroordeelde verzetsstrijders in hun laatste uren geestelijk bijgestaan. Met de keuze voor een predikant wordt aangesloten bij de nabij liggende Ozingastraat (vernoemd naar een hervormd predikant) en de Pastoriestraat.

Dit gemeenteblad is uitgegeven op 13 februari 2019, nummer 19, en ligt op dins-, woens- en donderdagen van 9.00 tot 13.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Wachtruimte Timmerhuis, Halvemaanpassage 1 (trap op, melden bij Informatiebalie)



CLIP OVER HET GELOOF VAN DE TIEN VAN RENESSE

Op de volgende clip, opgenomen door Tjeerd Muller, vertel ik over het geloof van de Tien van Renesse:

Wat was de betekenis van het geloof in God bij de Tien van Renesse?


(Over de rol van dominee Voorneveld kunt u meer lezen in mijn boek: Jan Verhoeff, Zeeuws schilder en verzetsstrijder. Eén van de Tien van Renesse Te bestellen bij het Brouws Museum via een email naar: info@brouwsmuseum.nl of bel 0111 691342. Prijs 19,50 euro, verzendkosten inbegrepen)